De lange weg naar Cullaville

Verhalen van mijn reizen naar alle landen van de wereld

Voorwoord

APRIL 1965. De wereld telt 124 landen en ik ben ruim vijf maanden oud. Mijn ouders leggen me in een wiegje en nemen me mee op reis. Voor het eerst de grens over. Met de trein dwars door Europa en met de boot naar Kreta, dat ze te voet ontdekken - met mij in de kinderwagen. Onderweg stoppen de Grieken me vol met lekkernijen, slapen we elke nacht op een andere plek en poseer ik op de eeuwenoude stenen troon van koning Minos. Mijn moeder houdt me vast terwijl mijn vader mijn allereerste reisfoto maakt. Nog voordat ik kan zitten, lopen of praten, leer ik de beginselen van reizen. Transport. Ontmoetingen. Ontdekkingen. Avontuur.

 

Mijn jeugdheld was Odysseus. Zijn verhalen lieten me dromen over wonderlijke en onverschrokken reizen naar onbekende landen en over nooit opgeven tot je doel is bereikt. Ik was nog geen tien jaar oud toen ik bij ging houden in hoeveel landen ik was geweest. Als we een nieuw land bezochten, tekende ik de vlag met kleurenbalpen in mijn dagboek en zette trots het nummer van het land erbij. Terugkijkend in die schriften valt op hoe blij ik was als we een land bezochten waar ik nog niet was geweest. Grenzen oversteken fascineerde me mateloos. Andere mensen, andere gewoonten, ander eten, ander geld, een andere taal en soms een ander schrift: elk nieuw land was spannend. De regel thuis was dat je minimaal zoveel landen moest hebben bezocht als je leeftijd. Als kind was dat niet zo moeilijk. Op mijn tiende verjaardag had ik meer dan twintig landen bezocht in Europa en Azië.

Toen ik alleen ging reizen, maakte ik dankbaar gebruik van Interrail. Ik doorkruiste Europa tot in alle uithoeken. Terwijl het in de mode was te zeggen dat de wereld kleiner werd, werd die van mij juist alsmaar groter. De beroemde kennis paradox “Hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert hoe weinig je weet” geldt ook voor reizen. Hoe meer ik reisde, hoe meer ik besefte dat er nog heel veel meer viel te ontdekken. Dat besef maakte me ongedurig, en niet geschikt voor een kantoorbaan. Die zegde ik na vier jaar op. Aansluitend zwierf ik een jaar door Europa en Afrika om nog meer landen te ontdekken. Daarna werd ik ook onrustig op de collegebanken van de universiteit en solliciteerde naar de functie van flight attendant. Die stelde me in staat om, tussen het studeren door, elke week op reis te gaan. Na de afronding van mijn studie besloot ik carrière te maken in de vliegwereld omdat het onregelmatige en onvoorspelbare leven goed paste bij mijn rusteloosheid en reisbegeerte.

Zo breidde mijn wereld zich uit met Noord- en Zuid-Amerika, het Verre Oosten en Oceanië. Stukje bij beetje veroverde ik de planeet. De hang naar het onbekende deed me elk jaar weer landen verkennen die nieuw voor me waren. Internet stelde me in staat om mijn belevenissen en foto’s te delen via mijn website: een vervolg op de reisdagboeken die ik als kind al schreef. Intussen bleef ik bijhouden hoeveel landen ik had bezocht. Om het ingewikkelder te maken, kwamen er ook weer nieuwe landen bij door de veranderende wereldorde.

 

Ik had 117 landen bezocht toen ik, door een flinke aardbeving in mijn leven, in 2008 besloot op een andere manier te gaan reizen. In plaats van elk jaar een of twee nieuwe landen te bezoeken, besloot ik naar álle landen van de wereld te reizen. Ik gaf mezelf tien jaar de tijd om de ontbrekende landen te zien. Het voornemen leek absurd, maar toen het zich eenmaal had vastgezet in mijn hoofd, besefte ik dat ik dat doel, zonder het te weten, altijd al had gehad. Was ik als negenjarig ventje niet al begonnen bij te houden in hoeveel landen ik was geweest? Het had alleen meer dan dertig jaar geduurd voor ik erachter kwam dat het mijn levensdoel zou worden om ze allemáál te bezoeken.

 

De halve eeuw tussen mijn eerste en mijn laatste land zat propvol reizen, tjokvol avonturen en boordevol ontmoetingen met de meest uiteenlopende mensen. In Mogadishu at ik pepernoten met Somaliërs terwijl mijn vier bodyguards de omgeving nauwlettend in de gaten hielden, de rechterhand aan de trekker van hun mitrailleur. Moslims voerden me dronken op een steenworp afstand van de duizelingwekkende gebouwen van Samarkand, van waaruit Timoer Lenk ooit een wereldrijk regeerde en waar hij nu begraven ligt. Ik voer met betelnoothandelaren op een bootje over de pikzwarte Sepik-rivier in Papoea-Nieuw-Guinea, onder een onmetelijke hemel waaruit zoveel sterren vielen dat mijn wensen sneller uitgeput raakten dan ik nieuwe kon bedenken. Achterop een motorfiets op weg naar de Centraal-Afrikaanse Republiek reed ik rakelings langs een groep gorilla’s. Ik stond oog in oog met een bruine beer in de woeste Tian-Shanbergen van Kirgizië, kreeg drie keer malaria, werd vastgezet op een militaire basis in Iran en kroop met slechts lichte verwondingen uit een autowrak na een zwaar ongeluk in Zuid-Afrika.

 

JUNI 2017. De wereld bestaat inmiddels uit 193 landen. Net onder Cullaville steek ik voor de laatste keer de grens van een mij onbekend land over. Ik ben in alle landen van de wereld geweest.

 

Snel daarna komt het besef dat ik iets bijzonders heb gedaan. Ook al staan veel foto’s en verhalen van mijn reizen op mijn website traveladventures.org, ik besluit al snel om een boek te schrijven zodat een aantal van die verhalen beter tot hun recht komen. Weer speelt mijn rusteloosheid me parten, want ik blijf natuurlijk ook reizen. De pandemie van 2020 en de bijbehorende lockdowns en reisrestricties dwingen me een pas op de plaats te maken en geven me de rust en tijd om dit boek te schrijven. Ik heb er bewust voor gekozen geen foto's te publiceren in dit boek. Voor wie toch een beeld wil hebben bij hetgeen ik in dit boek beschrijf: zie www.delangewegnaarcullaville.com, of scan de QR code achterop dit boek.

 

Mijn dank richt zich allereerst op de tientallen, honderden, duizenden mensen die ik onderweg tegenkwam. Voor hen was ik een vreemde, een curiositeit, misschien wel een indringer. Toch staken zij vrijwel altijd een helpende hand toe. Vertelden me over hun land. Leidden me rond. Beschermden me. Adviseerden me. Gaven me een dak boven mijn hoofd, te eten en te drinken. Lieten me door hun ogen naar de wereld kijken. Zelfs al waren ze nog zo arm, ze deelden het weinige dat ze bezaten en lieten me, al was het maar voor even, toe in hun leven.

 

Gelukkig heb ik een aantal mensen bereid gevonden me bij het schrijven te helpen. Iedereen die meelas had zo een bijdrage aan de totstandkoming van dit boek. Speciaal wil ik noemen: Marieke, die me met nauwgezet commentaar deed beseffen hoe belangrijk nauwkeurig formuleren is. Sasha, die me in deed zien dat lange zinnen de leesbaarheid niet ten goede komen,waardoor ik op jacht ging naar alle zinnen van letterkundige vertrouwen gaf in dit boek. Renata, die ook ’s nachts nog meelas en verbeteringen voorstelde in diverse stadia van het manuscript. Margreet, René, Francine, Steven en Suzan die allemaal een hoofdstuk lazen en de moeite namen te wijzen op mogelijkheden de tekst scherper te maken.Adam, Lillie en Ania die ik interviewde over de risico’s van reizen.

 

Mijn zus Leila, zwager Matthieu en nichtje Maite gaven eerlijke adviezen, die me met andere ogen naar mijn eigen tekst lieten kijken. Tot slot: dit boek was er per definitie niet geweest zonder mijn ouders, die mij hun reisgen hebben doorgegeven, die me hebben geleerd onbevangen naar de wereld te kijken, nooit op te geven, me in avonturen te storten en te vertrouwen op een goede afloop. En dat is mijn grootste dank waard.

 

LEIDEN, SEPTEMBER 2021